Leid jezelf af
Vind je iets spannend? Zorg dan dat je hoofd bezig is met iets anders. Dan denk je minder aan het spannende. En dan ontspan je meer. Je zult merken dat het dan wat makkelijker gaat. Dit kun je bijvoorbeeld doen tijdens (sommige) spannende onderzoeken:
- ga lekker zingen
- duik in een strip of boek Wij hebben ook spelletjes, strips en boeken. Vraag er gerust naar. Dit [link] zijn ook leuke boeken over het ziekenhuis.
- speel in een puzzelboekje
- luister naar muziek
- speel op een tablet of mobieltje
- ga tv-kijken
Of doe een spelletje met iemand. Speel met je ouders of vraag iemand van het ziekenhuis. Hier zijn een paar leuke spelletjes die je overal kunt spelen:
Wie is het?
Een ander neemt iemand in gedachten, jij moet raden wie het is.
Je mag vragen stellen, maar de ander mag alleen met ja of nee antwoorden. Dus: ‘Is het een meneer?’ ‘Ja.’ ‘Woont hij in Winschoten?’ ‘Ja.’ ‘Is het opa?’ ‘Ja!’
Dit kun je ook met personages uit boeken of van tv doen, zoals Spiderman. Of met dieren, of voorwerpen.
Geen ja geen nee
Iemand stelt je vragen en jij mag geen ‘ja’ of ‘nee’ zeggen. Als je af bent, draai je de rollen om.
Je kunt er een rollenspel van maken. Bijvoorbeeld: Jij bent de klant, de ander is bediende. ‘Heeft u ook trekdrop?’ ‘Nee.’ Af.
Je kunt ook meer woorden verbieden. Zoals: ‘Ik’ of ‘Nou’.
Een fout verhaal
Je ouder of verzorger vertelt een verhaal, met fouten. Jij moet goed opletten. Wat is fout?
Bijvoorbeeld: ‘Jan was een jongen van 9 jaar oud. Hij had blauwe ogen en een stoppelbaardje.’
Of: ‘Hij pakte zijn zwembroek en ging naar het strand. Daar kocht hij een ijsje, een kerstboom en een schepnet.’
Woordketting
Maak een ketting van woorden. Het volgende woord moet beginnen met de laatste letter van het vorige woord. Bijvoorbeeld: aap - paard - draak.
Het kan met dieren, werkwoorden, voorwerpen, plaatsnamen, babynamen, van alles.
Liedjes raden
De één neuriet een liedje. De ander moet raden welk liedje het is.
Je kunt ook fluiten of het ritme klappen.
Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet
Iemand zegt: ”ik zie ik zie wat jij niet ziet en de kleur is…” en noemt een kleur van een voorwerp dat de ander ook kan zien. De ander moet raden welk voorwerp diegene bedoelt.
Verboden woord
De één beschrijft een voorwerp zonder het te benoemen, de ander moet raden wat het is.
Bijvoorbeeld: ‘Het groeit en het zit in een pot. Veel mensen hebben het op de vensterbank.’ ‘Een plant!’
Rijg een verhaal
Jij begint een verhaal en stopt na een aantal zinnen of minuten.
De ander gaat verder, dan ga jij weer weer, en zo verder.
Fantaseer.
Wat zou je doen als je:
- ziekenhuisdirecteur zou zijn?
- 10 miljoen euro zou winnen?
- koning(in) van Nederland zou zijn?
- mocht kiezen welk dier je zou willen zijn?
- een kraanmachinist zou zijn en boeven ziet inbreken?
- een maand niet op internet kan?