Bloedsuikercontrole
bij de pasgeborene
In het bloed van ieder mens zit een bepaalde hoeveelheid suiker die we nodig hebben als energiebron. Een pasgeborene heeft glucose onder andere nodig voor de energielevering van zijn centraal zenuwstelsel. In sommige situaties heeft de pasgeborene onvoldoende reserves opgebouwd om de bloedsuiker op peil te houden
- Als het geboortegewicht van de baby te laag of te hoog is voor de duur van de zwangerschap.
- Als de moeder aan zwangerschapssuiker (diabetes) lijdt.
- Als de baby te vroeg geboren is.
- Bij gebruik van bepaalde medicatie door de moeder.
- Bij een slechte start van de baby
Door beperkte aanvoer van voedingsstoffen tijdens het verblijf in de baarmoeder is de reservevoorraad suiker (normaal opgeslagen in de lever) afwezig of beperkt. Hierdoor kan uw baby slecht zijn eigen reserves aanspreken om de bloedsuiker te reguleren.
Bij een te hoog geboortegewicht of als de moeder aan (zwangerschap) diabetes lijdt. Vooral bij slecht geregelde diabetes bij de moeder is er sprake van een te hoge bloedsuikerspiegel. De bloedsuikerspiegel van de baby weerspiegelt die van de moeder. Bij kinderen is er dan ook een te hoge bloedsuikerspiegel waardoor het kind te veel insuline produceert. Door de geboorte stopt de suikeraanvoer. De productie van veel insuline bij de baby blijft nog enige tijd doorgaan, waardoor de baby een te lage bloedsuiker kan krijgen.
In het derde trimester van de zwangerschap vindt hoofdzakelijk het aanleggen van een energievoorraad plaats. Bij een baby die te vroeg geboren wordt, heeft dit nog onvoldoende plaatsgevonden. De relatief grote hersenen van een baby vereisen een groot verbruik van glucose (bloedsuiker). Dit bij elkaar, onvoldoende voorraad en een groot verbruik, geeft de kans op een laag bloedsuikergehalte.
Een laag bloedsuikergehalte is niet goed voor de hersenen van de baby, daarom worden regelmatig ‘de bloedsuikers’ gecontroleerd. Dit gebeurt via een prikje in de hiel, waarbij 1 druppel bloed wordt opgevangen.
Via een apparaatje kan de bloedsuikerwaarde binnen een aan-tal seconden worden afgelezen. Als de bloedsuikers te laag zijn worden er maatregelen genomen. Dit gaat in overleg met een arts. De bloedsuikerwaarden zijn zelden te hoog. De bloedsuikers worden geprikt volgens een opgesteld protocol. In principe wordt uw baby 6 keer geprikt over 24 uur. Afhankelijk van de uitslagen wordt besloten of de controles kunnen worden gestopt. Na 24 uur is de kans op een lage bloedsuiker aanzienlijk kleiner.
Bij een laag bloedsuikergehalte zijn er niet altijd duidelijke lichamelijke kenmerken. Kenmerken van een lage bloedsuiker kunnen zijn:
- fladderen/trillen;
- suf;
- slecht drinken;
- bleek zien/grauw;
- snel ademhalen;
- lage temperatuur.
Bij een langdurige lage suikerwaarde kunnen er stuipen optreden en kan uw baby in een coma raken.
Bij elke baby is het belangrijk dat er voldoende inname is van voeding. Bij baby’s met een hogere kans op een lage bloedsuiker is het van belang snel te starten met voeding. De baby zal na de geboorte binnen een uur aan de borst worden gelegd of haar/zijn eerste flesje krijgen. Wanneer de baby borstvoeding krijgt, zal uw baby nadien bijgevoed moeten worden. Dit komt omdat de borstvoeding vaak nog op gang moet komen en we er zeker van willen zijn dat uw baby genoeg voeding binnen krijgt.
Soms kan het zijn dat, ondanks inname van voeding, de bloedsuikers toch te laag blijven. Uw baby wordt dan opgenomen op de kinderafdeling. Hij/zij krijgt daar een infuus met glucose. Hierdoor is er een constante aanvoer van glucose. Hoe lang uw kindje op de kinderafdeling moet blijven is wisselend. Dit is afhankelijk van de bloedsuikers en de verdere conditie van uw kindje. Hierover zullen de kinderarts en de kinderverpleegkundige u voorlichten. Bij vragen over de opname van uw kindje op de kinderafdeling kunt u bij hen terecht. U kunt te allen tijde naar uw kindje toe op de kinderafdeling.