Bij een bypassoperatie wordt een overbrugging (bypass) aangelegd voor de afgesloten of ernstig vernauwde dijbeenslagader. De bovenste aansluiting van de bypass zal ter hoogte van de lies op de liesslagader worden gemaakt. Voor de onderste aansluiting wordt aan de hand van tevoren gedaan Duplexonderzoek of angiografie een plaats gezocht in het bloedvat onder de afsluiting. Dit kan boven de knie (supragenuale bypass) of onder de knie (infragenuale bypass) zijn.
De operatie kan plaatsvinden onder algehele verdoving (narcose) of onder zogenaamde regionale verdoving (via een ‘ruggeprik’ wordt alleen het onderste gedeelte van het lichaam gevoelloos gemaakt).
Of de bypass op de lange termijn doorgankelijk blijft hangt af van de lengte (hoe korter, hoe beter), de diameter en de kwaliteit van de bypass.
Er zijn verschillende soorten bypasses:
- een bypass, waarvoor een eigen ader van de patiënt wordt gebruikt;
- een bypass van biologisch materiaal (navelstrengvene);
- een bypass van kunststof.
Bij de bypass boven de knie maakt het geen groot verschil voor de doorgankelijkheid op lange termijn of men eigen adermateriaal, biologische of kunststofmaterialen gebruikt. Bij de infragenuale bypass wordt bij voorkeur een lichaamseigen ader gebruikt, mits deze van goede kwaliteit is.
De ader die gebruikt wordt voor de overbrugging ligt ook in het bovenbeen en dient voor het terugvoeren van bloed uit het been naar het hart. Deze ader kunt u missen, aangezien dieper in het been de hoofdaders liggen, die verreweg het belangrijkst zijn voor het terugvoeren van bloed. Deze ader wordt bijvoorbeeld ook bij een operatie wegens spataders verwijderd. Heeft u in het verleden een spataderoperatie ondergaan, of is deze ader te dun of verstopt door een vroegere aderontsteking, dan kan het zijn dat u geen bruikbare ader meer heeft voor een overbruggingsoperatie. Dit kan een reden zijn om een kunststof bypass te gebruiken.