Laparoscopische (totaal) hysterectomie
In deze folder informeren wij u over de laparoscopische gynaecologische operatie. Waarom en wanneer wordt een laparoscopie toegepast? Hoe verloopt de voorbereiding en de operatie en wat is van belang bij de nazorg?
Een normale baarmoeder is ongeveer zo groot als een peer en heeft ook ongeveer die vorm. Aan de bovenkant monden de twee eileiders uit in de baarmoeder, de eileiders liggen aan de eierstokken. Eileiders met eierstokken zijn adnexa.
Bij een laparoscopische operatie wordt gekeken naar de eileiders en de eierstokken en naar het bovenste deel van de baarmoeder (het baar-moederlichaam). Het onderste deel van de baarmoeder (de baarmoederhals en -mond) mondt uit in de schede (vagina). Dit deel is bij een laparoscopie niet zichtbaar. Baarmoeder, eileiders en eierstokken liggen niet los in de buik, maar zitten vast met bindweefselbanden onder in het bekken.
De baarmoeder is noodzakelijk om zwangerschappen te dragen en beïnvloedt de erotische gevoelens. De eierstokken maken hormonen die invloed op het baarmoederslijmvlies hebben, die bijdragen aan het zin hebben in vrijen en die de schede stevig en soepel houden. Bij de 'eisprong' komt er iedere maand een eicel vrij uit de eierstokken.
De zaadcellen van de man bewegen zich via de schede en de baarmoeder door de eileiders naar de eierstok. Bij het vrijkomen van een eicel (eisprong) kunnen ze deze bevruchten. Een bevruchte eicel wordt door de eileider naar de baarmoeder vervoerd. Een niet-bevruchte eicel komt in de buikholte en lost daar vanzelf op.
Een cyclusstoornis, baarmoeder met vleesbomen of baarmoederslijmvlies-kanker kan een indicatie zijn voor verwijdering van de baarmoeder met of zonder de adnexa. Een baarmoederverwijdering (hysterectomie) via een kijkoperatie(laparoscopie) is een van de mogelijkheden.
Verwijdering van de adnexa kan nodig zijn als preventie bij familiaal voorkomen van ovarium-/borstkanker en BRCA-gen mutatie. Een andere reden van verwijdering van de adnexa kan een cyste ter hoogte van de eierstok zijn of baarmoederslijmvlieskanker.
Onderstaande afbeelding: baarmoeder met eierstok
Laparoscopie betekent: in de buik (laparo) kijken (scopie). Via een dunne naald wordt koolzuurgas (CO2) in de buikholte ingebracht. Meestal gebeurt dit via een sneetje onder de navel. Als er een vermoeden is dat er verklevingen zijn, dan wordt de naald op een andere plaats ingebracht, bijvoorbeeld onder de ribbenboog. Of het peesblad (facia) wordt ter hoogte van de navel via een klein sneetje geopend. Daarna wordt de kijkbuis (laparoscoop) ingebracht en aangesloten op een videocamera. Het operatiegebied wordt dan zichtbaar op een monitor. Ook op andere plaatsen - zoals net boven het schaambeen en aan de zijkanten van de onderbuik - worden kleine sneetjes gemaakt om de operatie-instrumenten in te brengen. Via de schede kan een staafje in de baarmoeder worden gebracht om deze tijdens de operatie te kunnen bewegen. Bij een laparoscopische baarmoederverwijdering wordt de baarmoeder los gemaakt van de ophangingbanden. De blaas wordt van de baarmoeder afgeschoven. Als de adnexa niet verwijderd worden, dan worden beide eileiders tevens doorgenomen met de band tussen baarmoeder en eierstokken. In de laatste fase van de operatie wordt de baarmoeder losgemaakt van de vagina. Nadien wordt de baarmoeder met of zonder de adnexa, via de vagina uit de buik verwijderd. Het weefsel wordt voor onderzoek opgestuurd naar het pathologisch anatomisch laboratorium. De vagina wordt vervolgens op de top gesloten.
Het openen van de buikholte met een grote snede is bij een laparoscopische operatie niet nodig. In vergelijking met een laparotomische (circa 10 cm snede in de buik) operatie, treedt minder prikkeling van het buikvlies op en gaan de darmen weer sneller werken. Door de kleine incisies (snedes) heeft u minder wondpijn. Dit alles maakt het verblijf in het ziekenhuis korter (met twee nachten) en bevordert het herstel. Wel duurt de operatie soms langer, zodat u ook langer onder narcose bent. Het postoperatief herstel is tevens korter. Bij een grotere snede (laparotomie) is 6 weken postoperatief herstel te verwachten, bij een laparoscopische operatie 3-4 weken.
Een cyclusstoornis, baarmoeder met vleesbomen of baarmoeder-slijmvlieskanker kan een indicatie zijn voor verwijdering van de baarmoeder met of zonder de adnexa. Een van de mogelijkheden is een kijkoperatie(laparoscopie). Afhankelijk van de grootte van de baarmoeder en de voorgeschiedenis van operaties, wordt gekeken of een laparoscopische operatie mogelijk is. Soms kan het zijn, dat tijdens de kijkoperatie duidelijk wordt dat een baarmoederverwijdering op deze scopische manier niet mogelijk is, het is dan te moeilijk om zorgvuldig te opereren met behulp van de laparoscopische methode. Er wordt dan alsnog tijdens de operatie overgegaan op een buiksnede. Dit heet conversie van de ingreep. Het kan voorkomen bij ernstige verklevingen door endometriose of in het geval van een eerdere buikoperatie. Ook door andere (technische) problemen kan het zijn dat de operatie niet onder laparoscopie kan plaatsvinden. Houdt u er dus altijd rekening mee dat u wakker kunt worden met een grotere snede dan gepland. De ziekenhuisopname en het herstel duren dan ook meestal langer.
Afbeelding onder: incisieplaatsen op de buik
Wanneer de baarmoeder te groot is om vaginaal verwijderd te worden, bijvoorbeeld bij een baarmoeder met vleesbomen, wordt met u overlegd om het baarmoederlichaam via een kijkoperatie los te maken van ophang-banden en van de baarmoedermond. Via een apparaat (morsulator) waarmee de baarmoeder in kleine stukjes kan worden gemaakt, wordt de baarmoeder via de navelpoort verwijderd. U komt na een supravaginale baarmoederverwijdering nog wel in aanmerking voor uitstrijkjes via het bevolkingsonderzoek, omdat de baarmoederhals wel aanwezig blijft.
Hieronder leest u over een aantal mogelijke gevolgen en complicaties van een laparoscopische operatie. Bedenk dat het om de mogelijke gevolgen gaat, de meeste operaties verlopen zonder complicaties. De meeste van deze complicaties kunnen ook optreden bij een niet-laparoscopische operatie.
- In zeldzame gevallen kunnen de urinewegen of darmen beschadigd worden. De gevolgen zijn soms pas merkbaar als u al uit het ziekenhuis ontslagen bent. Bij ernstige buikpijn, koorts of pijn in de nierstreek (aan de zijkant van de rug) is het dan ook verstandig direct contact op te nemen met de dienstdoende gynaecoloog. Deze beschadigingen zijn meestal goed te behandelen. Het vraagt wel extra zorg en het herstel duurt langer.
- Elke narcose brengt risico's met zich mee. Als u verder gezond bent, zijn deze risico’s zeer klein.
- Er kan na de ingreep een infectie ontstaan van de wondjes.
- Er kan in de buikwand of vagina een nabloeding optreden. Meestal kan het lichaam zelf een bloeduitstorting verwerken, maar dit vergt een langere periode van herstel. Bij een ernstige nabloeding is soms een tweede operatie nodig, vaak via een grotere snede.
- Bij iedere operatie bestaat een klein risico op het ontstaan van een infectie of trombose.
- Een littekenbreuk is een complicatie op langere termijn. De darmen en het buikvlies puilen dan door de buikwand onder de huid naar buiten. Deze complicatie kan bij alle buikoperaties voorkomen, dus ook bij een laparoscopische ingreep.
- Het stoelgangpatroon kan veranderen.
- Klachten bij gemeenschap kunnen ontstaan als gevolg van een litteken ter hoogte van de vaginatop. Dit komt echter weinig voor.
- Sommige vrouwen hebben na de operatie meer algemene klachten als: duizeligheid, slapeloosheid, vermoeidheid, concentratiestoornissen, buik- en/of rugpijn. Dit past bij het herstel van het lichaam na een operatieve ingreep. Als het verloop van het herstel na de operatie anders is of langer duurt dan verwacht, dan is het verstandig dit met uw huisarts of gynaecoloog te bespreken.
Het is belangrijk dat u achter de beslissing staat om u te laten opereren. Bij een laparoscopische operatie hebt u ruim de tijd om erover na te denken. Het gaat immers om goedaardige afwijkingen. Voordat u de definitieve beslissing voor een operatie neemt, is het verstandig na te gaan of u antwoord heeft gekregen op de volgende vragen:
- Wat is de reden voor de operatie?
- Als u geen klachten heeft: is behandeling dan echt noodzakelijk?
- Als u wel klachten heeft: hoe groot is de kans dat deze zullen verminderen of verdwijnen na de operatie?
- Zijn er andere behandelingsmogelijkheden, bijvoorbeeld met medicijnen?
- Welk resultaat is daarvan te verwachten?
- Wat wordt er verwijderd en wat zijn de gevolgen daarvan?
- Waar komen de littekens op de buik en komt er een litteken in de schede?
- Bent u op de hoogte van mogelijke risico's en complicaties?
- Hebt u voldoende informatie en tijd gehad om een weloverwogen beslissing te nemen?
De gynaecoloog bespreekt met u wanneer u wordt opgenomen en hoe lang de opname naar verwachting gaat duren. Een gesprek met de anesthesioloog (de arts die de narcose geeft) krijgt u preoperatief. Voordat u wordt opgenomen, is het aan te raden één en ander goed te regelen voor de periode na de operatie. Ook al heeft u geen grote buikwond, u kunt wel pijn hebben en zich slap voelen. Afhankelijk van de zwaarte van de operatie en de situatie thuis, hebt u na thuiskomst soms enige hulp nodig. Bespreek dit van tevoren met uw gynaecoloog of huisarts. Als u buitenshuis werkt moet u in het algemeen rekenen op 4-6 weken van afwezigheid. De zwaarte van de operatie en de snelheid van uw herstel spelen een rol.
N.B. Vanwege het risico op een wondinfectie geven wij u het advies om uzelf minimaal een week voor de operatie niet meer in het operatiegebied te scheren of uzelf op andere wijze te ontharen.
Het kan zijn dat u wat keelpijn heeft. Dit is het gevolg van een buisje dat bij de narcose is ingebracht om u te beademen. Via een infuus krijgt u vocht toegediend. Het kan zijn dat u wat misselijk bent en moet overgeven. Het infuus blijft aanwezig tot de misselijkheid verdwenen is en u zelf voldoende drinkt. Soms is tijdens de operatie een katheter in de blaas gebracht waardoor de urine wordt afgevoerd. Afhankelijk van de soort en zwaarte van de operatie, worden het infuus en de katheter dezelfde dag of de volgende dag verwijderd. Indien u een epiduraal (ruggenprik) katheter heeft, wordt de katheter verwijderd als de verdoving er uit gaat. Soms kunt u behalve buikpijn ook pijn tussen de schouderbladen, nek en middenrif voelen. Dit komt door het koolzuurgas, dat bij de operatie is gebruikt om meer ruimte in de buik te maken. Het koolzuurgas geeft prikkeling van de zenuw ter hoogte van het middenrif. Soms geeft het een benauwd gevoel op de borst. Het lichaam lost het gas zelf op en dan zullen de klachten verdwijnen. Indien u veel last heeft van het gas kunt u het beste plat gaan liggen. Op deze manier verdeeld de gasbel zich over u buik en zal deze minder druk tegen het middenrif geven.
Afhankelijk van de zwaarte van de operatie en uw conditie, blijft u één of enkele dagen in het ziekenhuis. Over het algemeen duurt het herstel twee tot drie weken. Bij een grotere operatie, zoals een baarmoederverwijdering, zal dit soms langer zijn. Bij een kleine en vlotte ingreep kan het herstel sneller verlopen. Een spoediger herstel wordt als een van de voordelen van de laparoscopische operatie gezien. Voor sommige vrouwen is het ook een nadeel. Voor de omgeving kan het lijken alsof u met de kleine sneetjes en het snelle ontslag uit het ziekenhuis, nauwelijks ziek bent, zodat u minder hulp en steun krijgt dan na een grote operatie. De eerste dagen kunt u wel voor uzelf zorgen, maar niet voor een eventueel aanwezig gezin. U bent snel moe en kunt minder aan dan u denkt. Het is daarom verstandig toe te geven aan deze vermoeidheid en extra te rusten. Te hard van stapel lopen heeft vaak een averechts effect. Uw lichaam geeft aan wat u wel en niet aankunt en hiernaar luisteren is belangrijk. Voelt u zich opknappen, dan kunt u geleidelijk uw activiteiten weer uitbreiden. U mag zes weken niet zwaar (niet meer dan 5 kilo) tillen en sporten.
Kan tot zes weken na de operatie. Meer bloedverlies dan op een menstruatiedag is niet normaal. Na een baarmoederverwijdering kan in de top van de schede een nabloeding ontstaan. Meestal lost het lichaam dit zelf op, maar het betekent wel dat het bloedverlies wat langer zal duren. Om het litteken in de top van de schede goed te laten genezen en een infectie te voorkomen is het beter om maandverband te gebruiken (i.p.v. tampons).
Voor de sneetjes worden doorgaans hechtingen gebruikt die vanzelf oplossen. Dit duurt ongeveer zes weken. Soms wordt materiaal gebruikt dat binnen een week oplost. Soms worden hechtingen gebruikt die na een week moeten worden verwijderd. Zolang er nog wondvocht uit de wondjes komt, is het verstandig een pleister of een steriel gaasje aan te brengen. Als de wondjes droog zijn, is dit niet meer nodig. Een week na de operatie moet u zelf een afspraak bij uw huisarts inplannen voor wondcontrole.
U mag gerust douchen. Baden en zwemmen mogen weer hervat worden als het bloedverlies gestopt is.
Na de operatie ontstaat een litteken in de vagina (zie eerder deze folder). Het is voor de genezing beter als er niets in de vagina komt. U krijgt dan ook het advies om de eerste zes weken na de operatie geen gemeenschap te hebben en geen tampons te gebruiken.
Er bestaat een verhoogde kans op een blaasontsteking omdat u tijdens de opname een urinekatheter heeft gehad. Daarom adviseren wij u goed te drinken en bij een eventuele verdenking (vaak en pijnlijk plassen) op een blaasontsteking de urine te laten controleren door de huisarts.
Na iedere operatie krijgt u een afspraak voor nacontrole op de polikliniek. Is er tijdens de operatie weefsel verwijderd, dan krijgt u de uitslag van het weefselonderzoek. De gynaecoloog bespreekt met u of er nog verdere controle of behandeling noodzakelijk is. Er worden adviezen gegeven over werkhervatting en u kunt natuurlijk ook vragen stellen.
Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met de polikliniek Gynaecologie, via het algemene nummer van het Ommelander Ziekenhuis Groningen: 088 – 066 1000.